Een noodpakket.
Tot een paar jaar geleden dacht ik daar nauwelijks over na. Waarom zou ik?
Ik groeide op in een land waar de supermarkten altijd gevuld waren, waar de elektriciteit uit het stopcontact kwam en waar schoon drinkwater niet meer dan een draai aan de kraan kostte.
Een noodpakket? Dat was iets voor mensen die in onstabiele gebieden woonden. Mensen in oorlogstijd. Mensen in rampgebieden.
Niet voor mij. Niet voor ons. En dat Jan dat altijd al anders zag, gaf voor mij aan dat hij gewoon altijd 'die padvinder' was gebleven.
Maar tijden veranderen. En met die verandering groeit ook het besef dat zekerheid niet altijd zo vanzelfsprekend is als we denken.
En als je eenmaal begint te kijken naar hoe mensen door de geschiedenis heen met onzekerheid zijn omgegaan, dan zie je dat het idee van een noodpakket helemaal niet nieuw is. Sterker nog, het is zo oud als de mensheid zelf.
Denk aan onze voorouders, jagers en verzamelaars die leefden van wat de natuur hen bood.
Ze wisten dat de overvloed van de zomer niet eeuwig zou duren. Dus droogden ze vlees, bewaarden noten en zaden en zorgden ze voor een voorraad om de winter door te komen. Geen noodpakket in de vorm zoals wij dat nu kennen, maar wel een diepgewortelde gewoonte: voorbereiding op het onzekere.
Later, in de Middeleeuwen, waren kastelen en vestingen niet alleen plekken van macht, maar ook van overleving. Een beleg kon weken, maanden duren. Voedsel werd opgeslagen in donkere kelders, waterputten werden aangelegd binnen de muren. Wie niet voorbereid was, overleefde niet. Het was geen luxe om een voorraad aan te leggen, het was pure noodzaak.
In de twintigste eeuw werd het noodpakket steeds meer een bewust concept.
De wereldoorlogen maakten pijnlijk duidelijk hoe kwetsbaar de aanvoer van voedsel en andere levensmiddelen kon zijn.
Mensen begonnen te hamsteren, overheden stimuleerden voedselopslag en richtlijnen voor noodpakketten verschenen voor het eerst op papier.
In de jaren '50, tijdens de Koude Oorlog, kreeg het idee van een noodpakket een bijna symbolische lading. De dreiging van een nucleaire aanval zorgde ervoor dat gezinnen in de Verenigde Staten en Europa werd aangeraden om schuilkelders te bouwen en deze te vullen met water, ingeblikt voedsel en medische benodigdheden. Overleven werd een kwestie van voorbereiding.
Maar na verloop van tijd verdween dat gevoel van urgentie weer naar de achtergrond.
De welvaart groeide, de dreiging leek af te nemen en het idee van een noodpakket werd meer en meer iets voor doemdenkers, preppers en overlevingsenthousiastelingen. Tot nu.
De afgelopen jaren zijn we langzaam weer wakker geschud. Natuurrampen, pandemieën, oorlogsdreiging en instabiele energievoorzieningen maken duidelijk dat zekerheid nooit écht zeker is. Overheden wereldwijd raden mensen opnieuw aan om een noodpakket in huis te hebben. Niet vanuit angst, maar vanuit realisme.
Vanuit de wetenschap dat je niet afhankelijk wilt zijn van anderen als het even misgaat.
En dus sta ik hier nu, in mijn eigen huis, en kijk ik naar mijn eigen noodpakket. Water. Voedsel. Batterijen. Een radio. Dingen waarvan ik vroeger dacht dat ze altijd voorhanden waren.
Dingen die nu symbool staan voor iets anders: verantwoordelijkheid. Voor mezelf. Voor mijn gezin.
Een noodpakket? Dat is geen overbodige luxe.
Het is een moderne vertaling van een oeroud instinct. Een instinct dat ons al generaties lang helpt te overleven.
Mariël